Veel bezienswaardigheden in de stad Tournus
Tournus is een stad waar veel te zien is,
oude verhalen, de abdij, de stadstorens
en de vele musea maken deze kleine stad tot een aantrekkelijke locatie
om een of meerdere dagen door te brengen.
Als er één stad is in Zuid-Bourgogne die je moet bezoeken, dan is het wel Tournus. Veel geschiedenis én een bruisend stadsleven.
Tournus ligt halverwege Dijon en Lyon, op gelijke afstand tussen Parijs en Marseille, langs de Autoroute du Soleil
én op een oude pelgrimsroute naar Santiago de Compostella.
Tournus was ooit een grensstad van het koninkrijk Frankrijk.
Gelegen aan de oever van de Saône, kun je er dwalen door kleine straatjes en steegjes, je laten inspireren door de vele galeries,
Romaanse architectuur van de abdij Saint-Philibert ontdekken, lezen over Sint Valeriaan en de monniken uit Nourmoutier
of leven en werken van de kunstschilder Jean-Baptiste Greuze tot je nemen.
Tenslotte heerlijk eten op één van de kades.
De abdij Saint-Philibert zie je met zijn twee karakteristieke torens al van ver liggen.
Het is een van de grootste en oudste Romaanse kerken van Frankrijk
en bijna compleet bewaard gebleven, mooie vroeg-Romaanse kunst.
De kerk heeft een narthex (de voorhal van de kerk) , een crypte, en een bovenkapel.
Samen met het klooster, waaronder een refter, een kelder en een kapittelzaal, vormt zij de abdij.
Deze is ommuurd met toegangstorens waarvan staan er nog twee overeind: Tour des Champs en Tour du Portier.
In 1805 reist Napoleon Bonaparte van Parijs naar Italië. Onderweg stopt hij in Tournus,
waar hij logeert in een gebouw aan de huidige RN6. Tevreden over de ontvangst,
verleent de keizer een subsidie aan Tournus om de nu nog steeds aanwezige kades te bouwen.
In 1997 maakt regisseur Claude Berri de film Lucie Aubrac.
De film vertelt over het leven van deze verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog en over de arrestatie van haar man Raymond Aubrac in Lyon.
In de film neemt Raymond de metro in Lyon, en komt uit … op de Place de l’Abbaye in Tournus.
Berri verkiest Tournus als opname locatie boven Lyon, dat al te gemoderniseerd zou zijn.
De kapittelzaal van de abdij deed dienst als make-up kamer.
In de zomer is er iedere eerste zondag van de maand een gezellige brocante op de Quai de Midi, één van de kades langs de Sâone.
Op zaterdagochtend is er in de hoofdstraat een kilometer lange markt, deze bestaat al sinds het jaar 1000!
Rivier de Saône
De Saône ontspringt in de Vogezen en stroomt in Lyon de Rhône in. De rivier heeft een lengte van 480 km. Rond het begin van onze jaartelling droeg de rivier de naam Arar. De naam Saône gaat waarschijnlijk terug op die van de godin Sauconna, die door het hier wonend Gallisch volk vereerd werd. Chalon-sur-Saône, Tournus, Mâcon en Lyon liggen aan deze rivier. De rivier stroomt geregeld buiten haar oevers. In 1840 leidde zo’n overstroming tot een ramp, talloze huizen langs de oevers werden verwoest en veel mensen kwamen om door het water. Ook in deze tijd zijn er geregeld overstromingen van de Saône, zo ook bij de stad Tournus. Met name de wijk Place de la Cité wil nog wel eens onder water lopen. Sommige bewoners markeren het hoge waterpeil op hun muur (bijvoorbeeld het huis aan de kade op nummer 3 bis).
De bruggen van Tournus
In Tournus hebben de bruggen over de Saône een belangrijke functie. Ze verbinden Tournus met het achterland van Louhans en de Jura. Tot het eind van de 18e eeuw is de overzijde van de stad alleen te bereiken met een veerboot. Deze werd door monniken beheerd, wat hen een extra inkomen opleverde. De eerste stenen brug met vijf overspanningen wordt in het jaar 1801 geopend. Bijna veertig jaar later vervangt men de brug door een hangbrug. Deze brug verkeert in 1867 echter in zo’n slechte staat, dat hij vervangen moet worden door een stenen brug. Op deze nieuwe brug gaat de stad tol heffen voor reizigers die naar de overzijde willen. De tram van Tournus naar Louhans kan door deze brug de Saône oversteken enhet achterland van Tournus ontsluiten..
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog vallen Duitse troepen op 18 juni 1940 Tournus binnen. De stad ligt een paar kilometer ten zuiden van de demarcatielijn die Frankrijk in tweeën deelt. Tournus wordt op 2 september 1944 bevrijd. Een dag later verwoesten terugtrekkende Duitsers de brug. Hierna krijgt de stad een tijdelijke houten loopbrug. Vervolgens vervangt mende brug door een nieuwe hangbrug. Deze blijkt kwetsbaar te zijn en krijgt in 1988 worden vervanging door een nieuwe stenen brug. Tournus heeft zijn definitieve brug! In 2012 is deze brug omgedoopt tot pont Roger-Gautheron, genoemd naar de burgemeester van de stad van 1977 tot 1991.
Geschiedenis van Tournus
In de tweede eeuw ontstaat ‘Castrum Ternocium’ (nu quartier de la Madeleine), een Romeinse legerplaats langs de Via Agrippa, deel van het Romeinse netwerk van wegen in Gallië (een castrum is een versterkt dorp). Via Agrippa verbond o.a. Tournus met Rome. Tournus is in deze tijd een bevoorradingsplaats voor de Romeinse legioenen en boodschappers.
Steden als Lyon, Macon, Tournus , Chalon-sur-Saône en Dijon liggen aan de Via Agrippa, aan de rivier de Sâone, op gelijkmatige afstanden van elkaar. Romeinse legers trokken hierlangs naar het noorden. Een soldaat kon per dag ongeveer 25 km marcheren. Dus elke 25 km bouwden de Romeinen een legerplaats, een versterkt fort (Castrum Romanum). Op strategische plaatsen, waar later moderne steden verrijzen.
In Tournus zijn in de oudste wijk ‘Quartier de la Madeleine’ nog Romeinse muren van het Castrum Romanum terug te vinden. Zo vind je bijvoorbeeld aan het einde van de Rue Désiré Mathivet Romeinse overblijfselen. Kijk bijvoorbeeld naar de muur van ‘Bar de l’Esplanade’. Het ‘Castrum Ternocium’ heeft nog steeds een Romeins orthogonaal stratenplan.
Een kleine gemeenschap van christenen die zich vanuit het oosten in Lyon heeft gevestigd , wordt in het jaar 177 bedreigd door systematische vervolging door de Romeinen. Dit kost veel christenen het leven. Valerianus en Marcellus, twee christelijke Galliërs, kunnen tijdig vluchten. Ze trekken door het Saône-dal naar het noorden en strijken neer in respectievelijk Tournus en Chalon.
In Tournus verkondigt Valerianus (Valérien), oorspronkelijk afkomstig uit Klein-Azië, het evangelie aan de inwoners van de Romeinse vesting. De Romeinen zien hem ook hier als een bedreiging voor hun rijk en maken nu voorgoed een eind aan zijn leven; hij wordt gemarteld en onthoofd (179). De monniken begraven zijn lichaam ten noorden van het castrum, op de plaats van de huidige crypte van de abdij van Saint-Philibert. De crypte is na zijn dood een ontmoetingsplaats van de vervolgde christenen.
Rond 312 bouwen de christenen een martyrium (een bouwwerk met daarin het graf van een christelijke martelaar of heilige) op deze plaats. Hiermee is de basis van de abdij gelegd. Nog steeds staat de sarcofaag van de Heilige Valeriaan in de crypte van de kerk, al bevat deze niet zijn lichaam.
De monniken van Noirmoutier
Sinds de 7e eeuw leefden monniken op het eiland Noirmoutier (ten zuiden van de monding van de Loire), destijds Herio genoemd. De monniken leefden in een Benedictijner abdij, gesticht door de heilige Philibert, die hier vereerd werd. In 732 vernietigen de Moren de abdij. In het begin van de 9e eeuw volgt opnieuw een aanval, dit keer door een invasie van de Vikingen. Na vele plunderingen en verwoestingen vluchten de monniken in 836.
De monniken graven het stoffelijk overschot van hun heilige stichter Philibert in allerijl op en nemen het op hun vlucht mee in een sarcofaag . Zij zoeken hun toevlucht op het vasteland. Uiteindelijk komen ze na rondzwervingen door Frankrijk, waarbij steeds verjaagd door de Vikingen, aan in de Auvergne.
In het jaar 875 schenkt de koning van Frankrijk, Charles le Chauve (Karel de Kale), kleinzoon van Karel de Grote, de monniken het dorp Tournus voor het stichten van een Benedictijnse abdij. De monniken wijden deze abdij aan hun heilige Philibert. Hiermee komt er een eind aan hun omzwervingen van veertig jaar door Frankrijk. De relikwieën van Saint-Philibert gaan mee naar Tournus en zijn nog steeds in de kerk aanwezig. Lange tijd werden ze bewaard in de hoekkapel, maar sinds het liturgisch werk van de Franse goudsmit en beeldhouwer Goudji, liggen ze in het koor van de abdijkerk.
Door de komst van deze monniken met de relikwieën van hun patroonheilige Philibert, is de stad in de 9e eeuw een belangrijk religieus centrum.
Nog geen eeuw nadat de monniken zich in Tournus gevestigd hebben, worden ze opnieuw bedreigd. Nu zijn het de Hongaren die hun klooster aanvallen en verwoesten (937). De monniken vluchten opnieuw en komen aan in Saint-Pourcain-sur-Sioule in de Auvergne, waar ze eerder onderdak vonden op hun vlucht voor de Vikingen. In 949 dwingt de paus hen terug te keren naar Tournus.
Onder leiding van abt Étienne en architect Gerlannus beginnen de monniken in 960 met de herbouw van de kerk. Eindelijk lijkt er rust te komen voor de monniken en de abdij. Abt Etienne wil in deze kerk ook pelgrims gaan ontvangen. Hij gaat hiervoor de narthex gebruiken.
De abdij komt in een staat van welvaart, ze wordt rijker door de vele donaties die de verschillende ‘afhankelijkheden’ aan haar afdragen. De abdij heeft veel bezittingen in de graafschappen van Chalon en Mâcon, in de Rhônevallei en in de Savoye. Daarnaast krijgen de monniken het recht om munten te slaan en een wekelijkse markt te houden. Nog steeds wordt op zaterdag deze weekmarkt gehouden.
Rondom de slotmuren van de abdij ontwikkelt zich een stad met verschillende toegangstorens in de stadsmuur, waarvan twee bewaard gebleven zijn: Tour des Champs en Tour du Portier. De stad trekt verschillende ambachtslieden aan die zich hier vestigen. Je vindt nog steeds straten die naar hen vernoemd zijn: des Boucheries (slagers), Rue des Tanneurs (leerlooiers), Rue de la Poissonnerie (visverkoop).
In 1006 treft opnieuw een ramp de abdij, een enorme brand haalt een groot deel van de abdij neer. Zoveel mogelijk waardevolle voorwerpen worden door de monniken naar de crypte gebracht. De crypte blijft gelukkig gespaard, evenals de narthex. Twee monniken komen om bij de brand. Ruim tien jaar later, 29 september 1019, is de kerk zover herbouwd dat deze gewijd kan worden door de bisschoppen van Chalon en Mâcon. In 2019 vierde Tournus dat de abdijkerk 1000 jaar eerder is gewijd. Ruim een eeuw later wijdt paus Calixtus II de kerk na restauratie van het koor opnieuw in. Een fresco op de overgang van de narthex naar het schip herinnert hieraan.
De abdij begint nu een belangrijk religieus, intellectueel en politiek centrum te worden. In de 10e en 11e eeuw zijn er bedevaarten naar de relikwieën van Saint Valérien en naar het graf van abt Ardain. Deze dragen bij aan de verrijking van de abdij.
Aan het eind van de 11e eeuw leeft de abdij op gespannen voet met de machtige abdij van Cluny. In de tweede helft van de 12e eeuw heeft de abdij het economisch moeilijk, de schulden stapelen zich op. Ook andere Benedictijner abdijen als Cluny en Vezelay hebben het moeilijk in deze tijd. Gedurende de 13e eeuw komt de abdij eindelijk in een rustige vaarwater, met name in de periode onder abt Bérard (1223-1245).
Oorlogen
Helaas is dit geen blijvende rust, in de 14e en 15e eeuw woedt de Honderdjarige Oorlog. In deze tijd ontstaan grote versterkingswerken met de verschillende torens om de omtrek van de abdij te markeren. De ‘Tours des Champs’, de torens van de velden, liggen buiten de stad. Vanuit de stad gaf de Tour du Portier toegang tot de abdij. De torens maken van de abdij een afgesloten plaats. De Tour des Champs en Tour du Portier staan tot op vandaag overeind.
Tijdens de oorlogen tussen de vorsten van Orléans en Bourgondië wordt Tournus ingenomen en geplunderd door de Armagnacs. In de nacht van 22 op 23 september 1422 wordt de stad in de nacht overvallen. De overblijfselen van de oude wal worden in deze oorlog met de grond gelijk gemaakt. Tournus zal in de macht blijven van Philippe le Bon (Philips de Goede), hertog van Bourgondië. Aan het einde van de 15e eeuw ontstaan hervormingsplannen, terwijl de stedelijke bevolking, die afhankelijk was van het gezag van de abt, zich van dit gezag wil bevrijden. De abt was in de Middeleeuwen ook ‘seigneur de Tournus’.
In 1562 is er opnieuw een aanval op de abdij opnieuw, nu door de Hugenoten die in deze tijd aan macht winnen in Frankrijk. De monniken slaan op de vlucht en vinden onderdak in de vesting Brancion. De toren uit de 12e eeuw heeft sinds dat jaar geen klokken, deze zijn tijdens de strijd met de Hugenoten weggehaald.
De abdijkerk behoudt haar religieuze functie tot aan de Franse Revolutie, de kerk verandert tijdens de Revolutie in een ’tempel van rede’.
Een groot deel van de abdij Saint-Philibert, refter, kloostergang, kapittelzaal en voorraadkelder is nog in oorspronkelijke staat. Het abtenpaleis stamt uit de 15e eeuw.
Eind 18e eeuw herkrijgt de kerk haar religieuze karakter en krijgt de kerk de status van parochiekerk.
In 1844 ontvangt de abdij de classificatie ‘Monument Historique’ van Frankrijk. Tournus heeft sinds een aantal jaar een vereniging die zich inzet voor het plaatsen van de abdij op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Beroemde inwoners van Tournus
Béatrice de Chalon (1174-1227)
Béatrice de Chalon, ook bekend als Béatrice d’Auxonne, is gravin in het oude graafschap Chalon.
Ze is de dochter van Guillaume III van Chalon en van Beatrix van Hohenstaufen en volgt haar vader in 1203 op als gravin van Chalon. De gravin is afhankelijk van de hertog van Bourgondië. In 1226 trekt zij zich terug in Tournus, waar ze een jaar later overlijdt.
Opmerkelijk is dat koning Willem-Alexander ‘graaf van Chalon’ is. Dit stamt uit de verre geschiedenis, beginnend bij Jean le Sage in 1237.
Jean-Baptiste Greuze (1725-1805)
De kunstschilder Jean-Baptiste Greuze wordt op 21 augustus 1725 geboren in Tournus. Hij studeert in Lyon en vervolgt zijn opleiding aan de academie in Parijs. Zijn eerste werken bestaan voornamelijk uit portretten en religieuze afbeeldingen. Zijn latere werken zijn vooral genrestukken, voorstellingen uit het dagelijks leven of uit de omgeving. Hij laat zich hier inspireren door Hollandse meesters. Greuze heeft veel succes met zijn werken. Hij krijgt een opdracht voor een portret van Napoleon, dat in Versailles tentoongesteld wordt. Aan het eind van zijn leven begint de schilderkunst van stijl te veranderen, een verandering waarin hij niet mee gaat, zijn werken worden hiermee minder populair en hij sterft in armoede op 21 maart 1805 in Parijs. Zijn schilderwerken zijn te zien in Parijs, Londen, Montpellier en in Tournus, waar hij zijn eigen museum heeft.
Wil je meer lezen over het leven van Jean-Baptiste Greuze, klik dan hier.
Muséé Greuze
Het Muséé Greuze is gevestigd in het oude Hôtel-Dieu van Tournus. Dit voormalige hospitaal uit de 17e eeuw bevatte drie ziekenzalen, één voor vrouwen, één voor mannen en één voor militairen. Het is één van de weinige Hôtel-Dieu’s in Frankrijk waarin de oorspronkelijke staat nog goed te zien is. Inclusief de goed bewaarde apotheek. Ook dit gebouw is een “Monument Historique’.
Naast werken van Greuze, waaronder twee prachtige zelfportretten, heeft dit museum een collectie van Franse, Vlaamse en Italiaanse schilderijen uit de 14e tot de 20e eeuw én een bijzondere archeologische collectie uit de omgeving van Tournus.
In de voetsporen van Gerlannus, een stadswandeling door Tournus
Bij het Office de Tourisme, tegenover de hoofdingang van de abdij, kun je een stadswandeling krijgen, genaamd In de voetsporen van Gerlannus. Deze wandeling voert je langs hoogtepunten en minder bekende bezienswaardigheden van Tournus. Je komt historische straten en oude huizen tegen die je anders niet zo snel vindt. Gerlannus is de architect die in de tweede helft van de 10e eeuw de kerk herbouwt.
Hôtel de Ville
Aan het begin van de 17e eeuw bestuurt een gemeenteraad de stad Tournus. Deze zetelt in een stadhuis dat op dezelfde plek stond waar nu nog het ‘Hôtel de Ville’ staat. In 1778 bouwt Emiland Gauthey, een architect uit Chalon-sur-Saône, een nieuw stadhuis. Dit is het Hôtel de Ville dat nog steeds in gebruik is. Deze Emiland Gauthey bouwt enkele jaren later het beroemd geworden Canal du Centre.
Wil je meer lezen over Emiland Gauthey, klik dan hier.
Op het plein voor het Hôtel de Ville staat een standbeeld van Jean-Baptiste Greuze, de bekende kunstschilder die in deze stad is geboren.
Op een van de hoeken van het plein zie je het ‘logis de l’Escargot’, dit huis kreeg deze naam vanwege de hoektoren die de vorm van een slak (escargot) heeft.
Chemin d’ART
Op onderstaande plattegrond vind je de meeste galeries van Tournus aangegeven:
- Lune Vague Gallery, Céramiste
- Marie Ecochard, Atelier de peinture
- Bernard Husson Sculpteur
- Galerie Nakaï, Art contemporain
- Quartier d’Angles, Vente livres et pièces d’art
- Galerie Entrée Libre, Galerie d’art / photographies
- Home GaleriePeintures
- Atelier d’Iryna, Artisanat/art Ukrainien (déménagement en cours)
- KandokidessCéramiques
- Atelier du Lila Peintures, sculptures, installations
- Lisa Mazoyer, Art graphique
Musée de Velo / fietsmuseum
In het fietsmuseum is een uitgebreide collectie van bijna 200 fietsen te zien. Michel GREZAUD sluit ruim 20 jaar geleden zijn slagerij in Tournus en geeft zich over aan zijn droom: bezoekers een bijzondere verzameling fietsen te laten zien in een door hem opgericht museum. Dit wordt het Musée de Velo. je vindt hier onder andere de antieke ‘draisienne’, een eenvoudige machine uit 1818 die met de voeten werd aangedreven. De verzameling in het museum is uniek voor Frankrijk. In de zomer kun je zelf oude en vreemde fietsen uitproberen (www.enviesdevelo.com).
Tournus
In de volgende presentaties krijg je alvast een beeld van Tournus
Tour de France
De 7e etappe van de Tour de France 2010 vindt plaats op zaterdag 10 juli en start in Tournus. De rit eindigt in het Station des Rousses over 165,5 km. Deze etappe wordt solo gewonnen door de Fransman Sylvain Chavanel.
De Tour de France doet vaker de Saône-et-Loire aan. Lees hier in welke jaren en in welke steden de Tour de France in onze regio reed.
bronnen
Lettre Aux Amis, L’Association des Amis de Noirmoutier
Bourgondië Anders, Marc Demeyer